Afgelopen week heb ik de CREA-zomercursus “Column schrijven” gevolgd. Mijn tweede column heette “Geestdrift”, en die column heb ik – in gepolijste vorm – hieronder geplaatst.
Mijn broer moet haast wel geboren zijn met vogelvoer in zijn vuistjes geklemd. En een memootje op zijn voorhoofd: ‘dierenverzorger’. Zijn eerste speelgoed, zijn verjaardagsfeestjes, zijn studie en zijn bijbanen: alles stond en staat in het teken van dieren. Wat ik in mijn handen had bij mijn geboorte weet ik niet, maar het was sowieso geen gemakkelijke bevalling. Een voorbode, allicht.
Hoe heerlijk moet het zijn als alles in je leven één kant opwijst. Als al je talenten en interesses naadloos op elkaar aansluiten en samen een helder geheel vormen. Als zelfs je wieg op de juiste plaats gestaan heeft. Mijn wieg stond in het zuidwesten van Brabant, omringd door liefde, bossen, boeren en beesten. Twee jaar later stond diezelfde wieg daar opnieuw. In de wieg lag een jongetje. Hij kraaide naar de vogels in het bos.
Op zijn zeventiende ging broerlief voor het eerst aan de slag in de Zoo van Antwerpen. Hij was net begonnen aan zijn MBO-opleiding, maar kreeg na afloop van die stage meteen een fulltime baan als dierenverzorger in zijn schoot geworpen. Dat hij zijn opleiding toch afgerond heeft, schrijf ik grotendeels toe aan ons ma. Een kuitenbijtertje.
Zonder haar had ik mijn studie waarschijnlijk ook niet afgemaakt. Maar of ik nu op de goede weg zit…? Als kind wilde ik achtereenvolgens prinses, banketbakker, juf en apotheker worden. Ik ben preiplanter geweest, babysitter, caissière, postbezorger, commissielid, taalcoach, student-assistent, en nu ontwikkel ik lesmateriaal. De vooruitgang zie ik heus wel, maar in tegenstelling tot mijn broer mis ik een duidelijke eindbestemming.
Hij en ik gaan als twee pinguïns door het leven, maar mijn broer glijdt door het water terwijl ik over de ijsschotsen hobbel, op zoek naar… vuur? Een pinguïn met koudwatervrees.
Lekker dan.
Laatst vroeg ik hem of hij over een jaar of tien, twintig misschien een overstap wou maken naar een andere dierentuin. Hij keek me schaapachtig aan, dus herhaalde ik mijn vraag. “Wil je de rest van jouw leven op deze plek blijven werken?” Mijn broer antwoordde: “Ja. Waarom niet?” Toen was het mijn beurt om schaapachtig te kijken.
Plotseling bleek mijn probleem een stuk ingewikkelder te zijn dan ik dacht. Mocht ik mijn droombaan ooit vinden, dan heb ik het waarschijnlijk niet eens door. Grote kans dat ik tegen die tijd alweer op zoek ben naar iets anders: een dromerbaan.